(Een rustig begin van de maand: uiteten met de kinderen in het ABC-restaurant in Erbil)
Donderdagavond, 6 oktober. Met de tuinman en de oppas zit ik buiten in de tuin. Zelfs nu de herfst al is aangebroken, is het nog lekker weer. De eerste week van deze maand hebben we overdag nog 40 graden. Aangenaam weer. Het voelt als 30 graden in Nederland.
We hebben net thee gedronken. Het is 21.34 uur. Mijn telefoon gaat over. Ik lees de naam van onze Bangladeshi schoonmaker van de kliniek op het scherm van mijn telefoon. Normaal belt hij nooit zo laat.
Ik neem op: “Hallo?”
Deze jongen is altijd vriendelijk, groet uitvoerig, maar nu hoor ik hem schreeuwen door de telefoon.
“Brand! Brand! Er is brand uitgebroken! Bel de brandweer!” roept hij.
Zijn angst is voelbaar door de telefoon. Uit reflex sta ik op.
“Dit was de jongen van de kliniek. Er is brand en hij is in paniek. Dit is niet goed,” zeg ik snel tegen de tuinman.
Ik probeer nog aan de schoonmaker te vragen waar er brand is uitgebroken, maar zijn aandacht is bij andere mensen tegen wie hij instructies lijkt te schreeuwen. Ik hang op en bel de advocaat. Zijn telefoon staat uit. Ik bel een jongere broer van de advocaat. Zijn eerste telefoon staat uit, maar zijn tweede neemt hij op.
“Er is brand bij de kliniek. Bel de brandweer. De schoonmaker is in paniek!” zeg ik zodra hij opneemt.
We hangen meteen op en de broer van de advocaat belt meteen de brandweer. 115 is het nummer.
“Kom we gaan naar de kliniek,” besluit ik.
De oppas brengt de kinderen naar bed. Zij slapen nog niet, want het islamitische weekend begint en zijn de volgende dag vrij van school.
De tuinman en ik springen in de auto en in vlot tempo rijd ik naar de kliniek.
“Sowieso zal er toch wel iemand de brandweer hebben gebeld?” vraag ik me hardop af, “Er zitten zoveel beveiligers in die straat. Ze zullen vast wel hebben gebeld.”
Halverwege gaat mijn telefoon weer over. Het is de advocaat.
“Het is niet onze kliniek die in brand staat, maar het ziekenhuis ernaast,” licht hij mij in.
Ik rijd wel door. De schoonmaker was in paniek toen hij me belde en er zit maar een meter of drie tussen het ziekenhuis en onze kliniek in.
Als ik de straat van de kliniek inrijd, zijn er 35 minuten sinds het eerste telefoontje verstreken. De straat is al afgezet. Verkeersagenten leiden het verkeer om. Ze wijzen ons ook naar de zijwegen, maar we geven aan dat we bij de kliniek horen. De agenten laten ons door. Ik parkeer de auto aan de overkant van de straat. Het is al druk. Een grote menigte heeft zich verzameld voor de kliniek en er staan zeker zes brandweerauto’s op straat. Brandweermannen lopen rond met de slangen nog in de handen. Mannen in legeruniformen en politieagenten zijn gekomen. Cameramensen en presentatoren van Kurdistan24 en Rudaw doen verslag van de inmiddels gebluste brand. Een man filmt met een telefooncamera, terwijl hij de eigenaar van het ziekenhuis interviewt.
De tuinman en ik lopen over de middenberm van de weg en zoeken de schoonmaker. Ik zie de Bangladeshi schoonmakers van het ziekenhuis naast ons, die net als onze schoonmaker in een kamer op ons dak wonen.
“Waar is ….(ik noem de naam van onze schoonmaker)…” vraag ik aan die mannen.
Ze wijzen in zijn richting.
“Hey, hoe is het?” vraag ik hem.
Hij loopt in zijn hemd. Zo te zien had hij zich al klaargemaakt om op zijn kamer te rusten, toen de brand begon. We schudden handen, praten even. Ook met de andere schoonmakers. Gelukkig zijn er geen doden en gewonden, hoor ik al snel. Ik krijg een video te zien van de brand. Metershoge vlammen verspreid over het hele dak van het ziekenhuis spuiten de donkere lucht in. Op sommige momenten twee a drie keer hoger dan het drie verdiepingen tellende gebouw. Zelfs mensen die op straat stonden, konden de warmte voelen van het vuur, zeggen de mannen.
De tuinman en ik lopen naar het straatje aan de achterkant van de kliniek. In de zijstraat staat nog een brandweerauto. Achter de kliniek een andere. Brandweermannen staan nog bovenaan de metalen buitentrap van het ziekenhuis. De achterdeur van onze kliniek staat open.
“Moet deze open blijven?” vragen we aan de brandweermannen die naast de brandweerauto staan.
Zij geven aan niet meer naar binnen te hoeven, dus we sluiten de deur.
De tuinman en ik lopen terug naar de voorkant van de kliniek. Ik zie de advocaat en zijn broer lopen. Zij zijn ook zo snel mogelijk gekomen. De advocaat is aan de telefoon. Ik spreek met zijn broer. Aan een medewerker van het ziekenhuis vraag ik hoeveel schade ze hebben. Hij zegt dat er een operatie gaande was, en er waren vier patiënten binnen met het personeel, maar iedereen was op tijd buiten. De binnenkant van het ziekenhuis is niet verbrand. Het is alleen het dak geweest.
Nu we weten dat er geen persoonlijke slachtoffers zijn, is de sfeer weer wat ontspannen geworden. We praten over alledaagse dingen. Over mijn nieuwe auto of ik al meer werk heb gevonden en waar ik ga wonen. We zien een elektrische draad van de stroompaal tussen de kliniek en het ziekenhuis in op straat liggen.
“Dat ziet er ook niet echt veilig uit,” zeggen de broer van de advocaat en ik tegen elkaar.
De medewerker van het ziekenhuis met wie ik al eerder heb gesproken, ziet het ook.
“Van wie is die draad?” de medewerker wijst naar de onderkant van de paal waar de draad in een soort rondje ligt.
Ik weet niet of ze er nog uitkomen waar de draad eigenlijk behoort en waarom hij nu op straat ligt, maar “de komende vijf uur is er toch geen stroom”, concludeert de medewerker.
Even later praten we weer met de Bangladeshi schoonmaker, die nog bij zijn vrienden staat.
“Hoe heb je gemerkt dat er brand was?” vraag ik hem om zijn stress wat te verlichten.
“Ik zat in mijn kamer,” begint hij zijn verhaal.
“En toen?” vraagt de broer van de advocaat, “Toen voelde je dat het warm werd en dacht je ‘laat ik even kijken’?”
We schieten in de lach.
“Nee,” zegt de schoonmaker, “Ik hoorde een luide knal en ben gaan kijken. Hun generator was ontploft en er stond een volle gastank op het dak. Het was zo gevaarlijk. Ik was bang dat de brand naar onze kliniek zou overslaan. Maar gelukkig was de brandweer er in twee minuten.”
Iemand is inmiddels zo alert geweest om flessen water bij de supermarkt aan de overkant van de straat te kopen en ook wij krijgen water uitgedeeld. De eerste brandweerauto’s vertrekken weer. De ambulance die ook voor de zekerheid is meegekomen, rijdt gelukkig onverrichterzake terug naar zijn werkplek. De cameramensen zijn nog bezig met opnemen.
Nog even blijven we praten, maar dan besluiten de advocaat, zijn broer, de tuinman en ik dat het tijd is terug te gaan naar huis. Iets voor half 12 zijn we thuis. Ik vind het sneu voor het ziekenhuis dat ze nu deze brand hebben gehad, aangezien ze laatst met de overstroming in onze kliniek ook al een miljoenenschade hebben geleden. Hun afdeling röntgenologie is in onze kliniek gevestigd en de duurste apparaten waren toen beschadigd. Maar godzijdank is er tenminste niemand gewond geraakt of overleden. Het had nog zoveel erger kunnen zijn.
(De brand op het dak van het ziekenhuis naast onze kliniek)
De eerste helft van de maand is net voorbij als we thuis met een lekkage krijgen te maken. De keuken op de eerste verdieping heeft al enige tijd problemen, maar ondanks dat we diverse keren de afvoer hebben schoongemaakt, blijft het water tijdens gebruik van de afwasmachine een beetje terugkomen in de dubbele gootsteen. Het is duidelijk dat dit probleem dieper zit dan de afvoer. De tuinman gooit er 4 flessen agressieve ontstopmiddelen door. Het geluid van de door de leidingen klokkende chemicaliën klinkt bijna onheilspellend, maar het lost de verstopping niet op.
Nogmaals proberen hij en zijn vrouw met een tuinslang van het balkon water door de leidingen te spuiten. Het water komt terug op onze keukenvloer. Gelukkig hebben we overal tegels in huis. Maar nu het zo uit de hand loopt, besluit ik ook maar even mee te helpen en samen dweilen we de vloer. En nog een paar keer om het echt goed schoon te krijgen. We besluiten dat we het beste een loodgieter erbij kunnen halen.
Tussen de middag ben ik even naar Erbil. Thuis blijkt de afvoer nu te lekken door het plafond in de woonkamer beneden. De plaat van het plafond is zacht geworden en brokkelt af. Om bij de leidingen te komen, heeft de tuinman een groter stuk van het plafond af moeten breken.
Als ik terug kom en in het begin van de avond samen met de tuinman en zijn inmiddels gearriveerde broer op de stoep voor hun huis zit, begint de tuinman te vertellen over hoe ze water nog vermengd met het agressieve ontstopmiddel van de leidingen over hun heen hebben gekregen. Hun huid is geïrriteerd en brandt. Er zijn zelfs gaten in hun kleding gekomen door de bijtende vloeistof. Precies hiervoor heb ik hem eerder die dag al gewaarschuwd dat het lekkende water nog wel gevaarlijk kon zijn door de chemicaliën.
“Maar dat was niet eens alles. Ik had wel dood kunnen zijn vandaag!” gaat de tuinman verder.
“Hoezo? Wat is er nog meer gebeurd?” vraag ik hem.
Hij vertelt over hoe hij en zijn broer bezig waren met de lekkage en dat hij met de boormachine op de keukentrap stond.
“Op een gegeven moment kreeg ik een elektrische schok en door de klap viel ik van de trap af. Ik denk dat het een geluk is geweest dat ik rubberen handschoenen droeg.”
Gelukkig is ook dat goed afgelopen. Onze tuinman lijkt net een kat met zijn negen levens.
(Tussen de ongemakjes door, genieten we volop van het mooie weer)
Erbil heeft ondertussen ook een heftige maand. In drie weken tijd gebeuren er zoveel zware ongelukken dat er zeker 21 doden vallen en diverse gewonden. Het verkeer is dan ook best chaotisch en dat er sinds kort een telefoonverbod tijdens het rijden geldt, is er bij de meeste chauffeurs ook nog niet echt ingezonken. Gelukkig is het aan het eind van de maand al iets rustiger wat de ongelukken betreft. Dat veel automobilisten er niet echt voorzichtiger op zijn geworden, merk ik als ik afrem voor een stoplicht op de 100m street. Het licht is al rood, als ik op beide rijbanen nog elk twee auto’s door rood zie rijden. Als ik later weer doorrijd, zie ik een personenauto met een hoog tempo een andere auto voor mij rechts inhalen. Net op tijd weet de inhaler terug naar de middelste rijbaan te gaan, want er blijkt een auto op de rechterbaan stil te staan. Millimeter werk moet dit zijn geweest.
Op een middag heeft mijn jongste een speelafspraak bij een klasgenootje van haar thuis. Ik ken de moeder van school. Een vrouw uit Polen. Haar man is Koerd. Ze stuurt me haar adres in een nabijgelegen woonwijk in de heuvels.
Ik parkeer mijn auto voor hun huis. De dochter komt al naar buiten gerend. Al snel volgt de moeder ook. Ze nodigt me uit mee naar binnen te komen. Ik ben wel eens in deze woonwijk geweest, maar nog nooit in de huizen zelf, maar hun huis is op zijn minst indrukwekkend te noemen. Twee verdiepingen van elk zo’n 200m2. Ruime kamers, boven allemaal suites (slaapkamers met eigen badkamer, waarvan in ieder geval een met jacuzzi), een aparte kleedkamer met kasten die alle wanden van beneden tot boven bedekken. De glazen deuren met verlichting maken het geheel extra chique.
We nemen plaats in de keuken. De zogenaamde koude keuken, want ernaast is een kleinere, “hete keuken” waar het eten bereid kan worden. De kinderen spelen om en om binnen en buiten in de tuin, terwijl wij het grootste deel van de tijd aan de eettafel zitten te praten.
Hoewel ik bij mijn weten niets geks heb gedaan, word ik de volgende ochtend wakker met een pijnlijk been. Aan de achterkant van mijn linker bovenbeen heb ik een scherp gevoel in mijn zenuw wat bijna aanvoelt als een soort van kramp. Het is een geluk dat de oppas thuis is, want nadat ik heb plaatsgenomen in mijn ligstoel, heb ik niet meer de kracht om zelf op te staan. De oppas duwt mijn stoel terug in zitpositie van waaruit ik met beheersbare pijn opsta. De komende dagen vermijd ik de ligstoel maar. Te meer omdat de oppas en tuinman voor een paar dagen weg gaan.
Diezelfde middag kan ik al niet eens meer bukken en ik ben blij dat ik afgelopen zomer mijn oude sportschoenen, waarvan de veters zo los zitten dat ik er vrij makkelijk in en uit kan stappen, nog niet heb weggegooid. Ze komen nu goed van pas.
Deze twee dagen neem ik paracetamol tegen de pijn. De pijn kan ik wel verdragen, maar ik ben een beetje ongerust dat ik onbewust door onjuiste bewegingen nog meer of andere zenuwen of spieren belast, waardoor ik misschien nog meer pijn zou kunnen krijgen. Dat kan ik niet gebruiken met alleen twee jonge kinderen thuis. Bewegen is goed, heb ik altijd begrepen en dus loop ik deze dagen nog meer dan anders.
En ik mag niet klagen. Hoewel de fysiotherapeut het heel druk heeft en nog geen plek voor mij kan vrijmaken, trekt mijn zenuwpijn in de komende vier a vijf dagen langzamerhand weg. Een dikke week blijf ik nog wel voelen dat het niet echt goed zit daar, maar dat is allemaal maar minimaal.