Routegegevens:
Heenreis: Per auto van Nederland via Duitsland, Oostenrijk, Slovenië, Kroatië, Servië, Bulgarije, Turkije naar Koerdistan-Irak
Terugreis: waarschijnlijk per auto van Koerdistan-Irak naar Turkije. Per vliegtuig van Turkije naar Nederland
***
Maart 2005 was ik opnieuw moeder geworden van een meisje. Waar mogelijk was deze bevalling nog gemakkelijker dan de eerste. Het was een thuisbevalling deze keer. De verloskundige, die gekomen was, liet mij mijn gang gaan, terwijl zij ondertussen een boekje uit mijn boekenkast op de slaapkamer haalde en begon te lezen “Mannen komen van Mars, Vrouwen van Venus.” Zo te zien beviel het boek haar wel, want tussen mijn weeën door, hoorde ik haar af en toe zachtjes lachen, keek ze even op en zei: “Echt een leuk boek, hoor.”
Daar lag ik dan op bed, midden tussen mijn weeën. In gedachten ging ik terug naar mijn eerste bevalling in het ziekenhuis, waarin één van de verpleegkundigen (vermoed ik) mij assisteerde en vertelde wanneer ik moest persen en wanneer juist niet.
Mijn geest was rustig, maar mijn lichaam begon lichtjes te hyperventileren. Ik vernam het wel, doordat ik tintelende vingers kreeg en de verloskundige me erop wees. Maar het deerde me niet. Ik vond het oké zo. En ging opnieuw in gedachten terug naar het ziekenhuis tijdens de geboorte van mijn oudste dochter.
Twee en een halve maand na de geboorte stapten we weer in de auto naar Koerdistan-Irak. Mijn twee dochters en ik, met twee Koerdische mannen. We hadden twee dezelfde auto’s, waarvan alleen de kleuren verschilden en twee caravans gekocht voor onderweg.
Het was niet eens de eerste autoreis van mijn tweede dochtertje. Nog tijdens mijn zwangerschapsverlof was ik samen met een Nederlandse vriendin en mijn twee dochters in de auto naar Trier in Duitsland gereden. Vanuit mijn woonplaats was dat acht uur rijden inclusief het verkeersophoud en het stoppen tussendoor. Van daaruit waren we naar Luxemburg, België en Frankrijk gereden. Nu was het tijd voor mijn achtste reis naar Koerdistan, waarvan zeven met de auto waren geweest. Mijn oudste dochter van net drie jaar was al vijf keer naar Koerdistan gegaan. Alle keren met de auto heen.
De dagen voor vertrek moest ik nog de laatste dingen regelen. Ik had nog snel wat kleding en koffers voor de reis online besteld, die daags voor vertrek binnen kwamen.
Op het werk maakte een collega-tandarts een opmerking: “Heel goed dat jullie niks aan anderen overlaten.” Even een collegiale steek gevend over ons verschrikkelijke manier van voorbereiding. Of misschien eerder het gebrek eraan.
In alle drukte had ik een brief, die op het werk was gekomen, over het hoofd gezien. Ik belde het bedrijf al terwijl ik de brief nog vluchtig doornam. Een man aan de andere kant van de lijn nam op.
“Ik bel in verband met de brief,” begon ik, “Ik bel even om te zeggen dat wij eh….”
Exact op dat moment kwam ik erachter dat het helemaal niet de bedoeling was dat ik zou bellen, dus maakte ik mijn zin af: “Ik bel even om te zeggen dat wij eh…. niet geïnteresseerd zijn.”
De reactie van de man aan de andere kant van de lijn was geweldig. Hoe hij mij op een zo netjes en vriendelijk mogelijke manier probeerde uit te leggen dat ik eigenlijk een domme doos was.
Hij zei: “Ik dank u vriendelijk voor uw telefoontje, maar het was eigenlijk de bedoeling dat mensen die wel geïnteresseerd zijn ons terug zouden bellen.”
Op vrijdagmiddag 10 juni waren we om half zes vertrokken. De beide mannen reden elk in een auto. Ik zat op de passagiersstoel. Bij Arnhem de grens over, dan naar Oberhausen, Köln, Frankfurt, München en Salzburg. Onze vriend in de andere auto had net weer volgetankt, maar mijn chauffeur besloot dat het beter was op een lege tank door te rijden. Tot we in Oostenrijk op de snelweg stil kwamen te staan zonder brandstof. Het was half tien in de avond. Ik had het nut niet zo ingezien van doorrijden, terwijl het lichtje van de benzinetank al even brandde, maar soms moet je je zenuwen onder controle kunnen houden. Gelukkig kon onze vriend met zijn auto doorrijden naar het volgende benzinestation vijf kilometer verderop om alsnog brandstof voor ons te halen. Dit soort acties zorgden er wel voor dat ik thuis in Nederland voor elke autoreis al een papier van de ANWB uitprintte, waarop van heel veel landen de actuele brandstofprijs stond aangegeven. Zodoende wisten we van te voren of het goedkoper zou zijn voor of na de grens van een bepaald land te tanken. Dat hielp, hoewel het ons niet altijd beschermde tegen de koppigheid van mijn Koerdische chauffeur.
De eerste nacht brachten we door in de caravan. Van half een tot half vijf. Ondanks dat het zomer was, was het zo koud in de caravan dat ik rond vier uur wakker werd en inmiddels zoveel was afgekoeld dat ik met geen mogelijkheid meer in slaap kwam. Om half vijf werd mijn tweede dochter wakker en gaf ik haar een flesje. Ik was blij dat we kort daarna weer in de auto stapten en verder reden. Ik zat op de passagiersstoel, zette de kachel op vol in de auto en viel nog even in slaap. Mijn beide dochters sliepen ook veel tijdens de reis. Soms hielden we even een extra stop. Dan lagen de mannen in de caravans te slapen met mijn jongste dochter en zat ik met mijn oudste in de auto. De oudste speelde dan met kaartjes of ander eenvoudig speelgoed dat ik had meegenomen voor onderweg tegen de verveling.
Rijden met twee caravans was op zich niet eens zo’n slecht idee als je meerdere auto’s had. De meeste auto’s op de snelweg reden ons natuurlijk voorbij, zodat het lastiger is om elkaar kwijt te raken.
Twee dagen na vertrek kwamen we aan in Zagreb, Kroatië, waar we aten in hetzelfde restaurant waar we het jaar ervoor ook hadden gegeten. We bestelden tweemaal rundersoep en brood dat werd geserveerd in een mandje, twee broodjes met kebab en salade.
Aan de grens met Servië deed de douane moeilijk bij onze vriend. Hij reed achter ons. Wij waren de grens net over. Hij was de aan de beurt. Al snel had ik in de gaten dat hij wat problemen had, dus ik stapte uit mijn auto (ik zat op de bijrijdersstoel) en stapte vlug over in de auto van de vriend, terwijl hij nog bij de douane stond. De douanebeambte keek vreemd op.
“Je mist documenten,” gaf de douanebeambte aan.
De Koerdische vriend antwoordde: “Nergens heb ik die papieren nodig gehad. Hoezo mis ik documenten?”
“Ieder land heeft zijn eigen regels,” kon ik opmaken uit de woorden van de douanebeambte.
Twee minuten eerder waren wij met exact dezelfde papieren en exact dezelfde voertuigen de grens zonder problemen overgekomen bij exact dezelfde douanebeambte, dus het leek ons onwaarschijnlijk dat onze vriend documenten miste.
“Dit zijn niet de regels van jouw land, maar dit zijn jouw regels,” zei ik vanaf de bijrijdersstoel tegen de douanebeambte, “Geef mij het paspoort terug.”
“Vanwege haar blauwe ogen geef ik je je paspoort en mag je weg,” antwoordde de douanebeambte ineens.
Langere autoreizen zijn niet altijd zonder gevaar. Natuurlijk heb je altijd kans op auto-ongelukken, maar je komt ook veel mensen tegen. Verreweg de meesten hebben alsnog goede of tenminste geen slechte intenties, maar heel soms kom je mensen tegen met wat minder vriendelijke bedoelingen. Vier dagen na vertrek waren we aangekomen in Belgrado, Servië, en reden over de snelweg. Ik reed. Een auto met lokaal kenteken waar een paar mannen inzaten, haalden mij op zo’n manier in dat ze amper ruimte overlieten tussen hun auto en die van mij, zodat ik als het ware de “bumperklever” werd. Terwijl ik gas terug nam om de afstand te vergroten, maakte de man in de auto voor mij zo’n noodstop dat ik werkelijk dacht dat er geen andere mogelijkheid was dan hun auto te raken. Wonder boven wonder lukte het mij de caravan zonder problemen achter onze auto te houden en de auto voor mij niet te raken. We stonden stil. Midden op de snelweg. Mijn hart klopte als een bezetene. Mijn Koerdische vriend naast mij werd kwaad en wilde de auto uitstappen om naar de mannen voor ons te gaan. Alle vier mannen in die auto maakten aanstalten om hun auto uit te stappen en dat zag er niet al te vriendelijk uit. Natuurlijk zou een man het nooit kunnen opnemen tegen vier, dus ik vertelde mijn Koerdische vriend in de auto te blijven.
“Laat het daarbij,” waarschuwde ik hem, “We hebben geen ongeluk gehad, dus blijf zitten. Zij zijn met veel meer.”
Net over de grens in Turkije, in Edirne, wilden we geld wisselen. We verdwaalden continu, omdat iedereen ons een andere kant opstuurde. Tot we zelfs ineens voor de Griekse grens stonden en dus terug moesten verder Turkije in. We namen deze keer een mooiere route: van Ankara via Kayseri en Malatya, vlak langs Elazig naar Diyarbakir. We kwamen langs een schitterend meer met rotsen aan weerszijden.
De eerste nacht in Koerdistan-Irak sliepen we in Zakho. Een stadje op enkele kilometers verwijderd van de Turks-Koerdisch/Iraakse grens. Het was heerlijk dat we hier konden douchen, maar vanaf deze nacht zaten we ook onder de muggenbulten. Met de dag werden dat er meer, maar om de een of andere reden werd de jeuk minder.
Het viel me op dat er meer elektriciteit was. Dat moest wel, want ineens leek de sterrenhemel, waaraan voorheen die ontelbare sterren in de duisternis te zien waren, minder vol. Het grootste nadeel van elektriciteit. En met een nostalgisch gevoel kijk ik sindsdien terug op de tijd dat er vrijwel geen stroom was in Koerdistan-Irak.
Het huis waar ik verbleef Ezels zag je nog veel in het straatbeeld Slapen op opvouwbare matrasjes
De eerste week in Koerdistan was ik nog maar een dag thuis gebleven, zodat ik geen tijd had gehad me te vervelen. Het was vijfenveertig graden buiten, maar zowel mijn dochters als ik hadden nergens last van. De jongste huilde wel ietsje meer dan in Nederland, maar ik weet dat aan de drukte in Koerdistan.
20 juni 2005 was er in de ochtend een zelfmoordaanslag in Erbil geweest. Zelf zaten we op een half uurtje rijden vanaf de Koerdische hoofdstad en hadden net gepland dat we die ochtend naar Erbil moesten. Nadat de bom ontploft was en het nieuws zich had verspreid, reden we alsnog naar Erbil. Het was druk in Erbil. Misschien vanwege de omleidingen als gevolg van de aanslag. Maar in ieder geval was hier het ziekenhuis waar slachtoffers waren opgenomen. We kwamen in langzaam rijdend verkeer terecht. Een politieagent regelde het verkeer. Familie en vrienden van slachtoffers van de aanslag liepen de weg over naar het ziekenhuis dat langs deze route lag. Het was een chaos. Het beeld dat je op het nieuws zou zien. Langzaam reden we verder. Tot ik de stilte opmerkte. De bladeren van een boom langs de kant van de weg waaiden zachtjes heen en weer in de wind. Rust. Ik liet het beeld dat ik net had gezien even bezinken. Het beeld van de chaos. Van de paniek bij de mensen. Onwetendheid. Hoe zou het met hun dierbare gaan. Plotseling besefte ik dat dat beeld bij het ziekenhuis het beeld is dat de media je laat zien als je ergens in het westen, in Europa of waar dan ook, vanuit je luie stoel het journaal bekijkt. Maar de situatie waarin ik nu zat op zo’n honderd meter verder in rust en de chaos achter mij zou niemand ooit te zien krijgen. Tenzij je er zelf zou zijn. Zoals ik. Die dag, op dat moment, besefte ik dat alle media je altijd datgene laat zien, wat ze je wil laten zien. Goed nieuws verkoopt niet zo goed. Spanning verkoopt beter.
Onze Koerdische vriend die met ons was meegereisd, vertrok eerder dan wij. In de laatste week van juni vertrokken beide mannen naar de grens, zodat de ene man terug kon reizen naar Nederland, terwijl de andere de caravan, die wij op de grens hadden achtergelaten, mee zou nemen naar Massif. Omdat ik met mijn twee dochters achterbleef, was dat best saai voor mij. Ik voelde de behoefte om even naar buiten te gaan, maar door mijn uiterlijk viel ik zo erg op in het kleine stadje dat ik me aangekeken voelde. Het was niet slecht bedoeld, dat wist ik heus wel. Maar ik was verlegen en het kostte me veel energie al die op mij gerichte ogen te voelen. En dus bleef ik thuis in de tuin. Ik kwam niet verder dan de waslijn die aan twee poortmuren gespannen was. Ik miste mijn leven. Niet eens zozeer Nederland, want ik vond het fijn in Koerdistan te zijn, maar ik miste mijn leven waarin ik redelijk anoniem over straat kon gaan. Ik hoopte dat we ooit eens in Erbil zouden kunnen verblijven. In de hoofdstad waarin ik minder bekend zou zijn.
Van onze eigen terugweg kan ik me eigenlijk weinig meer herinneren. Dat krijg je op een gegeven moment als je de reis zo vaak hebt gemaakt. Ik weet dat we de auto’s en caravans niet mee terug hebben genomen, dus dat we sowieso met het vliegtuig zijn teruggegaan. Grote kans dat dit net als altijd via Turkije naar Nederland is geweest.